In de rubriek “Uitgelicht” vestigt Paul Opdam onze aandacht op bijzondere verschijnselen uit het rijke landschap in en rond Leuvenheim. Paul woont aan de Hoofdstraat en is van beroep landschapsecoloog.
Tot aan zijn pensionering werkte hij als hoogleraar in Wageningen. Hij maakt deel uit van het Landschapsnetwerk Brummen. Meer weten over het Brummens landschap? Kijk op www.landschapsnetwerkbrummen.nl
Haas
Dit voorjaar zie je ze weer: hazen. Als u over de IJsseldijk heeft gewandeld of over het klinkerpaadje naar de Schans, heeft u ze vast gezien. Ik zag ze ook tussen de Hoofdstraat en de spoorlijn en aan de rand van de maisakker tegenover De Rietgors. En op de velden van de landgoederen De Wildbaan en Den Bosch. Je ziet dan van die bruine molshopen die dan ineens oren blijken te hebben. Want hazen leven weliswaar als daklozen, want ze hebben geen hol, maar ze weten zich als echte steppendieren uitstekend te verstoppen in het open veld. In een greppel of daar waar een te zware trekker een voor in het grasland heeft gedrukt. Hazen maken zelf ook ondiepe kuilen (“legers”) om in te slapen.
Het aantal hazen in Nederland is volgens de zoogdiervereniging sinds de jaren 70 van de vorige eeuw afgenomen. Die achteruitgang wordt in verband gebracht met het intensiever worden van de landbouw. Hierdoor is er min- der variatie aan voedsel. Ook zijn veel landschapselementen verdwenen, zoals ruige greppels en houtwallen, waar de haas veilige plekken vindt om zich te verstoppen. Maar los van deze afname schommelt het aantal hazen opvallend sterk. Daarvan zijn we de afgelopen jaren rond Leuvenheim getuige geweest. Na jaren van (bijna) afwezigheid zag je ze vorig jaar al weer vaker. Dit jaar zijn er zoveel dat je ze overal tegenkomt. Vaak in paren of soms ook in kleine groepjes. Tien jaar geleden waren er ook veel, na 2014 zakte het aantal ver terug. Hoe kunnen we die schommelende aantallen verklaren?
Hazen kunnen per jaar wel zo’n 5 tot 10 jongen krijgen, in verschillende wor- pen. Dat betekent dat als het goed gaat de populatie snel kan groeien. Maar onder ongunstige omstandigheden gebeurt het omgekeerde. Uit onderzoek bleek dat de aantallen in een jaar bepaald worden door het weer in de lente en de zomer van het jaar daarvoor. In die periode komen de jonge hazen ter wereld. Is het dan koud en nat, dan gaan er veel dood. De jonge hazen hebben een slechte conditie. Ongezonde dieren hebben een grotere kans te ster- ven door bijvoorbeeld een bacterie-infectie. Als de dieren zwakker zijn wor- den ze ook makkelijker gepakt door een roofvijand, zoals een havik of een vos. Dus zijn er een jaar later weinig hazen. Is het daarentegen in het voorjaar droog en warm, dan groeien de jonge hazen sterker en gaan ze gezonder de winter in. Dat betekent veel hazen in het jaar daarop. De oorzaak van de hazenpiek van dit moment ligt dus bij het droge en warme voorjaar van 2020. Ongetwijfeld kan het ook te droog en te heet zijn. Als de graslanden er geel bij liggen, valt er voor een haas niet veel meer te eten. Waar door intensieve landbouw de groene randen en kleine bosjes of houtwallen zijn verdwenen, is een extreme droogte dus ongunstig. Maar in gevarieerde landschappen zoals rond Leuvenheim hebben hazen meer variatie aan voedsel, ook als de velden dor zijn, en kunnen ze zich beter verstoppen zodat roofvijanden ze minder makkelijk vinden. Benieuwd of de nattigheid van het afgelopen voorjaar vol- gend jaar merkbaar is aan het aantal hazen rond ons dorp.